De Japanse tuin is ook in het westen zeer populair en dat is niet zo verwonderlijk, gezien de eenvoud en rust die deze tuinen over het algemeen uitstralen. Er bestaat echter niet zoiets als dé Japanse tuin maar er zijn verschillende typen, zoals tuinen om in te wandelen en tuinen om bij te mediteren.
Beide typen zijn ook in het westen bekend en worden hier ook aangelegd al zal de aanleg van een ‘echte’ Japanse Zen-tuin veel achtergrondinformatie vereisen en een goed inzicht in de Japanse symboliek die hier veel gebruikt wordt.
Geschiedenis
Voor de oorsprong van de Japanse tuin moeten we, net als bij de geschiedenis van muziek en dans, terug naar de vroege shintô-tijd (tot ongeveer de achtste eeuw). Shintô had (en heeft het nog steeds wel) een diepe impact op de mens. Onbegrepen fenomenen als ziekten, overstromingen, aardbevingen, slecht weer met daardoor slechte oogsten werden toegeschreven aan de luimen van de kami (shintôgoden). De goden gunstig stemmen door offeren, dansen en muziek maken is iets dat we natuurlijk in veel godsdiensten terugvinden en dus ook bij shintô. Deze dansfeesten werden meestal op het terrein rond de shintôtempel uitgevoerd en we vinden dan ook rond deze shintôtempels natuurcreaties terug met zaken als stenen, waterpartijen met eilandjes, bomen. Bedenk dat stenen en bomen in het shintô een grote rol spelen omdat hier de ‘kami’ kunnen wonen. Nog steeds zien we in Japan bijzondere bomen en stenen die als heilig worden beschouwd. De contacten met China en Korea en de komst van het boeddhisme (zesde eeuw) beïnvloedden het denken en ook in de aanleg van tuinen zien we boeddhistische elementen komen. Het keizerlijk hof begint dan ook met de aanleg van siertuinen waarbij door de vele voorbeelden van boeddhistische tuinen in China de invloed van het boeddhisme, ook in de tuinarchitectuur, steeds groter wordt. Aanvankelijk hebben particulieren nog helemaal geen eigen tuinen maar met name tijdens de Nara-periode (710-794) als de hoofdstad Nara helemaal opnieuw wordt gebouwd en aangelegd, begint de dan nog machtige aristocratie met het aanleggen van tuinen bij hun woningen, waarbij men veel gebruikt maakt van water, eilandjes en bruggen, elementen die we nog steeds terugvinden in de Japanse tuin. Verdere verfijning van de tuinarchitectuur vindt plaats tijdens Heian-periode (794-1185, als Heian, het huidige Kyoto, hoofdstad is) als het hofleven zich wentelt in allerlei kunstvormen, als kalligrafie en poëzie.
In 1191 wordt het zenboeddhisme geïntroduceerd door de monnik Eisai en als tijdens de Kamakura-periode (1185-1333) een burgeroorlog door Japan woedt, wordt de meditatietuin populair. Daarna breekt er weer een relatieve rust aan tijdens de Muromachi-periode (1333-1573). De populariteit van de meditatietuin verschuift naar andere zaken als de theeceremonie (hoewel deze nog steeds een hechte verbinding heeft met het zenboeddhisme), met een daarbij behorende theetuin. Nu worden ook de gebouwen als paviljoens en theehuisjes bepalend voor de uitstraling van de tuin. De theetuin rond het theehuisje was zeer belangrijk en diende om de geest vast voor te bereiden zodat men de theeceremonie in rust en met de juiste geestelijke kracht en instelling kon bijwonen. Een dergelijke pad naar het theepaviljoen diende te zijn als het geestelijke pad dat men dan diende af te leggen. Het diende om de wereld achter je laten en in de juiste geestestoestand het paviljoen te betreden, zonder wapens, door een lage ingang, zodat iedereen moest bukken om zich zijn eigen nederigheid bewust te zijn. Het toegangspad naar het theepaviljoen werd, voordat de gasten kwamen, zeer zorgvuldig schoongemaakt, maar, omdat men niet van perfectie houdt, werden er alsnog één of twee bladeren bewust neergelegd.
Pas in de Edo-periode (1603-1868) komen er kleine(re) stadstuinen en wandeltuinen. Niet alleen is nu de symboliek belangrijk, maar ook heeft men meer oog voor fraaie composities in de tuin.
Bijpassende artikels
Bron & Referenties
- Artikel met toestemming overgenomen van uchiyama.nl