De gewone karper (Cyprinus carpio) komt van oorsprong voor in het gebied dat Oost-Europa van westelijk Azië scheidt; het Oude Perzië, waaronder de stroomgebieden van de Kaspische en Zwarte Zee. Lang voordat er landen als Azerbeidjaan, Bulgarije, Iran, Kazachstan, Roemenië, Turkije en Turkmenistan gevestigd waren, heerste de karper er over de talrijke meren, plassen en kleine rivieren. Zo”n 50 miljoen jaar geleden raakte de Kaspische Zee afgesloten van de oceaan en werd het water langzaam maar zeker zoet van aard. De karpers hebben er vele miljoenen jaren uitbundig in de modder gewroet.
Maar of het nu komt door de periodieke overstromingen in het gebied, of later, door mensenhanden over de noordelijke zijderoutes; de karper breidden hun leefgebied steeds verder uit. Hierbij zijn ten minste twee ondersoorten ontstaan. In feite een westerse en een oosterse ondersoort. Onder de verschillende varianten bevonden zich diverse kleurmutanten. Zo ging de karper enkele duizenden jaren geleden al van goudgeel via groen- en bruintinten naar diep zwart.
De Chinese invloed
China is lang een regio geweest waar verschillende etnische groepen “ met totaal andere culturen – naast elkaar hebben geleefd. Het voeren van handel was een goede manier om oorlogen te voorkomen en unieke, lokaal geproduceerde goederen uit te wisselen. China is daarnaast enorm uitgestrekt en kent een grote ecologische diversiteit. Het eten van karper (ongeacht welke soort) met rijst was er indertijd (2800-2000 v.Chr.) aan de orde van de dag, met name in de stroomgebieden van de Yangtze en de Gele Rivier. Door de uitgebreide handel in de karper, zijn er in de loop der jaren twee, mogelijk drie Chinese ondersoorten van de Cyprinus carpio ontstaan.
Hoewel de Chinezen de eersten waren die kleurmutaties van de karper beschreven, isoleerden en zelfs kweekten, is er geen enkel bewijs voor dat het hier ook daadwerkelijk om de gewone karper (Cyprinus carpio) gaat. Immers kweekten de Chinezen ook zwarte karpers, graskarpers, zilverkarpers en grootkopkarpers.
Dat de Chinezen zeer wel in staat moeten zijn geweest om de kleurmutanten te kweken, selecteren en verhandelen, behoeft geen twijfel. Zo stonden zij ook aan de wieg van vele andere populaire siervissen. Denk bijvoorbeeld aan de gewone goudvis (Carassius auratus), die in de huidige samenleving niet meer weg te denken is. Hoe dan ook, de goudvis werd in China wél populair, terwijl de (mogelijk) vroege Koi in de vergetelheid raakte.
“Met deze door de mens in gang gezette migratie werden de oosterse en westerse ondersoorten weer met elkaar verenigd.”
De Japanse invloed
Japan behoort niet tot het oorspronkelijke habitat van de karper. Hoewel er in het land van de rijzende zon fossiele overblijfselen zijn gevonden van een karperachtige vis, is er geen moderne variant vertegenwoordigd. De karper die vanaf de jaren 1500 bij de Japanners op het menu stond, was dus geïmporteerd uit Korea en/of China of werd meegebracht door de Portugezen, Duitsers, Engelsen of Hollanders. Met deze door de mens in gang gezette migratie werden de oosterse (lees: Aziatische) en westerse (lees: Europese) ondersoorten weer met elkaar verenigd. Ook de spiegelkarper – door de Japanners “doitsu” genoemd, een verbastering van “Deutsch” “ zette zo voet aan Japanse wal. En de Portugezen brachten hun “gouden” karper mee. Allemaal uitersten van het spectrum van de gewone karper.
Deze grote ‘reünie’ die plaatsvond tussen de 16e en de 20e eeuw, vormde de aanzet voor een smeltkroes van unieke genetische combinaties, die samen een geweldig uitgangspunt vormden voor de ontwikkeling van de moderne koivarianten. Uit de smeltkroes van karpergenen ontstonden, met omwegen, de volgende drie hoofdvormen van de Magoi.
- de Tetsu Magoi
- de Doro Magoi
- de Asagi Magoi
De Tetsu Magoi
De Tetsu Magoi (tetsu = ijzer) was een matzwarte tot grijze karper, die tot het ontstaan van de Ki Utsuri en Showa (en later ook de Shiro Utsuri) heeft geleid. Het typische sumi dat we bij deze variëteiten zien “ de zwarte ondergrond of de patronen die het lichaam omvatten “ is een duidelijke erfenis van deze vroege Koi. Een kweker die de eigenschappen van de verschillende Magoi-types al goed in de gaten had, is Toshio Sakai. Door het terugkruisen van zijn Matsunosuke-bloedlijn met een Tetsu Magoi introduceerde hij atarashi sumi “ het nieuwe sumitype bij de Sanke. Grote, diepzwarte patronen “ alsof ze aan een Showa toebehoren.
De Doro Magoi
De Doro Magoi (doro = modder) was een matbruine karper met een zeer volumineuze lichaamsbouw. Het zal je dan ook niet bevreemden dat deze modderbruine karper de verre voorouder is van onder andere de Chagoi, Soragoi en Ochiba Shigure. De Doro Magoi is mogelijk voortgekomen uit de Tetsu Magoi.
De Asagi Magoi
De moderne Asagi heeft een licht- tot donkerblauw netpatroon en is een directe afstammeling van de Asagi Magoi. De Asagi heeft de basis gelegd voor de ontwikkeling van een flink aantal verschillende variëteiten, waaronder de Kohaku, Taisho Sanshoku ( Sanke ), Goromo en Shiro Bekko. Ook lag de Asagi Magoi aan de basis van de Matsubagoi. Door de Asagi-erfenis is het bij deze variëteiten moeilijker om tot een indrukwekkende lichaamsbouw te komen. Ze zijn van nature wat slanker en langgerekter van vorm.
De eerste kleurmutanten
Volgens de geschriften werd de eerste Kohaku (of wat daarvoor mocht doorgaan) tussen 1804 en 1829 gekweekt. Het waren in feite de eerste Kohaku-achtige kleurmutanten van de Magoi. Tetsu Magoi met rode wangen, “Hookazuki” genaamd. Enkele nakomelingen van deze Hookazuki waren geheel wit van kleur. Door deze terug te kruisen met geheel rode Koi (Higoi), eveneens nazaten van de Hookazuki, hoopten de (toen nog) rijstboeren witte Koi met rode patronen te kweken. Het resultaat was een witte Koi met vele kleine rode spetters over de buik verspreid. Zij noemden deze vissen “Hara-aka”, dat “rode buik” betekent. Later slaagden zij er ook in om Koi met rode wangen (Hoo-aka) en kieuwdeksels (Era-aka) te kweken. Pas in 1888 was de eerste “moderne” Kohaku een feit. Zie ook de koi-stamboom op blz. 72-73.
Een andere mijlpaal voltrok zich in 1782. Toen werden de eerste spiegelkarpers (doitsugoi) ingevoerd. Hoewel deze in eerste instantie voor de consumptie bedoeld waren, werden ze later ook gekruist met diverse koivarianten. Anno 2008 zijn er van de meeste variëteiten wel schubloze versies beschikbaar.
Van het toneel verdwenen?
Dat de Magoi na de stabilisatie van de voornaamste koivariëteiten nooit van het toneel is verdwenen, is alom bekend. Zo hebben diverse kwekers de moeder aller Koi gebruikt om hun moderne bloedlijnen te versterken. En met succes. Want zonder het op deze manier terug uitbreiden van de genenpool was men er voorlopig nog niet in geslaagd om Go-Sanke van meer dan een meter te kweken. Echter, de Magoi is niet meer toegestaan bij de kweek van Koi. Dat zei mr. Hisashi Hirasawa in een gesprek met Koi Wijzer eerder dit jaar. “Deze maatregel is afgesproken tussen alle kwekers in Japan, als voorzorgsmaatregel binnen de KHV-problematiek. De Magoi is namelijk de meest gevoelige Koi voor wat betreft KHV en wordt zelfs niet meer gegeten.”
Is de Magoi daarmee voorgoed van het toneel verdwenen, vraag je je nu misschien af? Het antwoord is nee. De erfenis van de Magoi is in iedere Koi te ontdekken. Als je ze maar lang genoeg bestudeert.