De totale of algemene hardheid (GH) van het water is het totaal van alle combinaties van zouten. De permanente hardheid wordt vooral veroorzaakt door carbonaten, chloriden en sulfaten.
Een siervis of koi verbruikt meer energie in zacht water omdat hij zijn zout/waterbalans wil handhaven. Daarom kan men bij verzwakte vissen wat zout aan het water toevoegen om zo een verlichting van hun osmoseregulatie te realiseren. In hard water treden er vaker nierstenen op en bij wijfjes verhoogt het de kans op verharde eitjes.
0-4°dH | Zeer zacht |
4-8°dH | Zacht |
8-12°dH | Middelhard |
12-25°dH | Hard |
>25°dH | Zeer hard |
Naast de totale of algemene hardheid is er ook sprake van de carbonaathardheid of KH. Dit hangt vooral af van de concentratie calcium – en magnesiumzouten. Een tekort hiervan geeft een zuurder milieu. Met andere woorden wordt de zuurtegraad van het water ook beïnvloedt door de hardheid van het water.
Door toevoeging van calciumzouten kan zacht water harder gemaakt worden. Hierbij moet je ervoor zorgen dat dit geleidelijk aan gebeurt, om osmotische stress te vermijden!
De meest doeltreffende methode om de waterhardheid te verhogen kan gebeuren via het ophangen van een zak kalksteen in de filter. De waarde op de zuurtegraadschaal verhoogt onmiddellijk.
Bij de waterhardheid is er ook een farmacologisch belang op te merken. Sommige geneesmiddelen, zoals bv. formaline , chloramine en kopersulfaat , zijn meer toxisch in zacht water. Maar deze beschikken tegelijkertijd over een verminderde werkzaamheid in hard water. In hard water zullen de vissen minder snel een intoxicatie van zware metalen oplopen, omdat deze door de talrijke ionen gebonden en zo geneutraliseerd worden.