Het opgeloste zuurstofgehalte (O2) in het water is één van de belangrijkste waarde in een vijver. Zuurstoftekort is één van de meest voorkomende acute sterfteoorzaken bij vissen.
Zuurstof wordt door de vis gebruikt voor de ademhaling, voor de voedselvertering, en door de bacteriën in de filter voor de omzetting van ammoniak in nitriet en vervolgens in nitraat (nitrificatie). Iedere verlaging van het zuurstofgehalte onder de optimale waarde leidt daarom niet alleen tot ademhaling – en stofwisselingsproblemen bij de vissen, maar ook tot een verminderde activiteit van de filterbacteriën. Met een verslechtering van het filtratieproces tot gevolg, en dit met alle consequenties van dien.
De grootste zuurstofwisselingen worden door de planten (inclusief algen) veroorzaakt (fotosynthese). Overdag is er een grotere productie dan het verbruik, in tegenstelling tot s’nachts waarbij er enkel zuurstof verbruikt wordt.
De oplosbaarheid van zuurstof neemt af naarmate de temperatuur van het water stijgt. Daarom is de zuurstofproductie van vijverplanten in de zomer erg welkom. Hierdoor is er meer zuurstof beschikbaar voor de vissen. Hierbij kunnen er echter problemen ontstaan als er door een te groot plantenbestand of algenbloei ingrijpende wisselingen tussen dag – en nachtwaarden ontstaan.
Het zuurstofgehalte van het water wordt ook bepaald door de concentratie opgeloste zouten. Hoe meer zouten er in het water opgelost zijn, hoe lager het zuurstofgehalte van dit water. Dit is de reden waarom zeewater veel minder zuurstof bevat dan zoet water.
Een tekort aan zuurstof door organische afbraakprocessen kan in de herfst ontstaan bij bladval, bij sterke regenval of inspoelende grond.
Schommelingen in het zuurstofgehalte treden vooral door en na het voeren op. De activiteit van siervissen en koi leidt al tot een hoger verbruik en door de spijsvertering wordt nog eens extra veel zuurstof opgenomen. Dat kan tot een zuurstofgebrek in het water leiden, waardoor het voer onvoldoende wordt verteerd. Het uitscheiden van de onverteerde resten kan dan hoge ammonium – of nitrietwaarden veroorzaken, én ook schade aan de kieuwen tot gevolg hebben!
Als het zuurstofgehalte in het water sterk afneemt, kan bovendien door bacteriële activiteit uit de reeds tot het betrekkelijk onschuldige nitraat omgevormde eiwitresten, weer giftig nitriet ontstaan.
De samenhang van het zuurstofgehalte met andere waterparameters is ook belangrijk. Hoe meer zuurstof we in het water brengen, hoe lager het koolstofdioxide CO2-gehalte en de carbonaathardheid (KH) en hoe hoger de zuurtegraad (pH).