Anno nu is de goudvis misschien wel de goedkoopste vis in de handel. Nog geen duizend jaar geleden werd hij echter alleen in keizerlijke vijvers gehouden. De eerste goudvissen, die overigens geel van kleur waren, waren letterlijk goud waard. Geel was immers een keizerlijke kleur; reden waarom het voor het gewone gepeupel verboden was om deze dieren in hun vijvers te houden.
De bakermat van de goudvis ligt in het oude China, waar zij een kleine tweeduizend jaar geleden is ontstaan als natuurlijke mutatie van de olijfkleurige giebel of zilverkroeskarper (Carassius auratus gibelio). De giebel, die in Oost-Azië inheems is, is nauw verwant aan “onze” inheemse kroeskarper (Carassius carassius), waarvan eveneens verscheidene kleurmutanten bekend zijn.
Het was in de Jin-dynastie (265-419 n. Chr.) dat de eerste kleurmutanten van de giebel werden gezien. Dit normaal gesproken grauwgekleurde visje “ in China gekweekt voor de consumptie – had in een enkel geval gele vinnen en soms zelfs een gele buikregio. Aantrekkelijk genoeg om deze apart te houden en ermee te gaan kweken. In oude geschriften wordt gesproken over de gouden “chi”. Chi is het Chinese woord voor de giebel.
De eerste siervijvers
Enkele eeuwen later, gedurende de zogeheten Tang-dynastie (618-907), waren er veel Chinezen die karpers in siervijvers hielden. Als gevolg van natuurlijke mutaties waren sommige karpers voorzien van een gouden (lees: geeloranje) in plaats van zilveren gloed. Mensen gaven de voorkeur aan de goudkleurige varianten en stelden ze tentoon in waterhoudende vissenpotten. Daarin werden ze alleen tentoongesteld bij bijzondere gelegenheden, bijvoorbeeld als er bezoek werd verwacht. Buiten deze momenten zwommen de vissen in gewone vijvers rond.
Het was ook in deze periode dat het boeddhisme hoogtij vierde. Omdat de goudvis in de Tang-dynastie een bijzondere status genoot, werden in vele kloostervijvers goudvissen gehouden. Bekend is de goudvissenvijver bij de Luho Pagode van Hangzhou.
Vlak voor de eerste millenniumwisseling hield de gouverneur van de provincie Zhesiang gouden en gele “chi” in een vijver buiten de stad Jiaxing. Om te verhinderen dat zijn vissen in de kookpot belandden, stelde hij ze onder wettelijke bescherming. Hij noemde zijn vijver daartoe “de vijver voor de emancipatie van dieren”. Een nogal overdreven benaming, daar men er naar hartenlust mocht hengelen, als men de goudvissen maar met rust liet. De goudvis werd langzaam maar zeker een gedomesticeerde vis.
Keizerlijk decreet
We schrijven het jaar 1162 “ de Song-dynastie is in volle gang “ toen de heerser een kapitale paleisvijver liet bouwen om goudvissen in te houden. De keizer was zo dol op de goudvis, en dan vooral op de gele kleurvariant, dat hij mensen buiten de keizerlijke familie verbood om de gouden (gele) giebel in vijvers te houden. Geel, de kleur van goud, was de kleur van de keizer en daarmee dus niet voor het gewone gepeupel bestemd.
Het keizerlijk decreet sprak echter niet over de oranje kleurmutant, waardoor deze in toenemende mate werd gekweekt. Het is niet onwaarschijnlijk dat het verbod van toen in belangrijke mate het uiterlijk van de moderne goudvis heeft bepaald. Immers, nog altijd is de oranje goudvis in de meerderheid. En dat terwijl de geelgekleurde variant eenvoudiger te kweken is.
Tijdens de Song-dynastie zagen ook de eerste witte en rood-witte goudvissen het levenslicht. Kleuromschrijvingen varieerden van “het roze van de kersenbloesem” tot “vleeskleurig rood, als van een konijnenboutje”.
De eerste sluierstaarten
Nadat de liefhebbers ertoe waren overgegaan om hun goudvissen in grote, aardewerken schalen te verzorgen, groeide de belangstelling voor de goudvis enorm. Het houden van vissen in ondoorzichtige bakken van aardewerk bracht de kwekers ertoe om speciaal te selecteren op kenmerken die het kijkgenot van bovenaf verhoogden. Zo ontstonden in de Ming-dynastie (ja, die van de dure vazen) de eerste sluierstaartgoudvissen. Maar ook werden er goudvissen ontwikkeld met uitpuilende ogen, een zeer compact lichaam, golvende, dubbele staartvinnen en woekeringen op de kop.
Het aantal verschijningsvormen van de goudvis nam opnieuw een sprong na 1502, toen de goudvis in Japan werd geïntroduceerd. Door de eeuwen heen ontstond er een heuse goudvissencultuur. De Japanners ontwikkelden vele nieuwe varianten, waaronder vuurrode, witte en zwarte goudvissen. Maar ook de Tosakin en Ryukin zijn goede voorbeelden van puur Japanse variëteiten.
De Hollandsche goudvisch
Anno 1611 werden de eerste goudvissen naar Portugal verscheept. Vanuit Portugal werd het goede nieuws door heel Europa verspreid. Zo bereikte het dier ook het Koninkrijk der Nederlanden, ons kikkerland dat uiteindelijk een belangrijke rol zou spelen in de geschiedenis van de “goudvisch”. De Hollanders waren de eerste Europeanen die zelf goudvissen gingen kweken. Zij ontwikkelden in 1728 zelfs een nieuwe variant: de Oranda Shishigashira, een witte goudvis met een rode kopvlek. “Oranda” is de Japanse verbastering van “Hollands”. Hollands glorie: oranje boven!
De Hollanders waren de eerste Europeanen die zelf goudvissen gingen kweken. Zij ontwikkelden in 1728 zelfs een nieuwe variant: de Oranda Shishigashira.
Ondertussen werden goudvissen in Zuid-Europa hoog gewaardeerd. Zij stonden symbool voor rijkdom en geluk. Het werd een traditie voor getrouwde mannen om hun wederhelft na één jaar huwelijk een goudvis te schenken. Dit om een symbool te stellen voor de mooie jaren die nog komen gaan. De vis werd echter een steeds algemenere verschijning, waardoor de traditie niet lang heeft bestaan. Door de inmiddels enorme veelheid aan variëteiten was de goudvis in de 17e eeuw niet langer een adellijke vis, maar een vis van het volk. Betaalbaar en geliefd.
Vreemdsoortige varianten
Maar de kruistocht van de goudvis ging verder. Rond 1850 bereikte hij het Amerikaanse continent, waar hij al snel een grote populariteit genoot. De goudvissenkwekerij beleefde een hoogtepunt in de jaren tussen 1870 en 1930, zowel in China als ver daarbuiten. Het was ook in deze periode dat de eerste aquaria in huis werden gehaald. De Chinezen ontwikkelden de meest vreemdsoortige goudvisvarianten: leeuwenkoppen, drakenogen, parelschubvissen en blaasogen.
Deze ontwikkeling ging samen met een toenemend aantal importen van tropische aquariumvissen. Wat van ver komt is lekker en daarom werd het houden van goudvissen in toenemende mate geringschattend afgedaan. Ten onrechte. Gelukkig wordt steeds meer ingezien dat de goudvis duizenden jaren van kweekzorg vertegenwoordigt.
De kom is uit
Het bewustzijn dat een goudvis beter verdient dan een kom, krijgt ook steeds meer terrein. Een goudvis hoort thuis in een ruim aquarium of anders wel een vijver. Veel goudvissen is echter een ander lot beschoren. In Nederland worden er jaarlijks 5 tot 10 miljoen exemplaren verkocht. De meeste daarvan slijten hun korte leventje in een vissenkom. Gemiddeld worden ze niet ouder dan een jaar. En dat terwijl ze het bij de juiste huisvesting en een goede verzorging wel 20 jaar kunnen uitzitten.
De gemeente Rome stelde in 2003 een voorbeeld: de vissenkom werd verboden. Nog niet zo lang geleden werden in het Nederlandse parlement soortgelijke voorstellen gedaan. Deze zijn echter vroegtijdig uitgedoofd. De minister redeneerde dat ook bloemenvazen als vissenkom kunnen dienen, en die kunnen toch moeilijk worden verboden. That makes sense. De goudvis is niet gebaat bij allerlei verboden. Het is ons bewustzijn dat hun lot bepaalt.
Bijpassende artikels
Bron & Referenties
Dit artikel verscheen ook in het magazine Koi Wijzer