Iris pseudoacorus wordt gele lis, gele iris, moerasiris of valse kalmoes genoemd. Het is een forse, baardloze iris (Apogoniris) uit Europa, West-Siberië, de Kaukasus, Noord-Afrika, Turkije en Iran met mooie middelgroene bladeren. De plant kan tot 2 m hoog worden. De zwaardvormige bladeren schommelen bij het kleinste briesje. Lange bladeren met parallelle nerven omhullen de stengel die zich bovenaan vertakt.
In de periode mei tot juni krijgt de een meter hoge, vertakte, rechte stengel 4-12 goudgele bloemen, 5-12 cm in doorsnee, gewoonlijk met bruine of violette nerven en een donkergele vlek op de hangende kroonbladeren. Ze bloeien slechts 1 à 2 dagen, ontwikkelen zich met enkele tegelijk en hebben geen geur.
In bovenaanzicht vormen de bloemen een gelijkbenige driehoek. Tegelijkertijd kan men zien dat de hele bloemstructuur beantwoordt aan de maat van drie: wanneer de drie kroonbladeren uitsteken buigen de drie onderste kelkbladeren naar beneden. Aan de binnenzijde van de bloem bemerken wij drie vruchtbladeren en drie meeldraden die aan elkaar vasthangen. De vrucht is een driehoekige, elliptische capsule met bruinachtige zaden. Zodra de wat op augurken lijkende vruchten rijp zijn barsten ze open en worden de vettige goudbruine zaden zichtbaar, die netjes op een rijtje liggen als een stapeltje damschijven. In het water gevallen drijven ze stroomafwaarts of door de actie van de wind ver weg van de moederplant. Uiteindelijk zakken ze weg en ontkiemen in het voorjaar. In de natuur verspreidt gele lis zich zowel door zaad als afgebroken stukken wortelstok.
Een moerasplant met weinig eisen
Gele lis groeit het liefst in ondiep water en rijke grond. Gele lis verdraagt schaduw maar een zonnige standplaats is het best. Een licht zuur milieu wordt geprefereerd. De grote pullen kunnen zeer indrukwekkend zijn, vooral naast blauw of paars bloeiende planten.
Gele iris wordt veel aangewend voor versteviging van dijken. Ook bij het zuiveren van (huishoudelijk) afvalwater wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van deze plant. Aanplanten gebeurt meestal ter hoogte van de waterlijn. Als dichtheid van aanplant voorziet men 1 tot 5 exemplaren per m2, afhankelijk van de toepassing en de grootte van de planten.
Vanwege haar groeikracht poten wij gele lis voor vijvergebruik in grote manden (35 bij 35 cm). We zetten de manden ver genoeg uit elkaar om te vermijden dat de uitlopers van de ene naar de andere plant kruipen. Wat betreft de diepte zijn inheemse moerasirissen tolerant en verdragen tot zelfs 45 cm water boven hun kroon. Meestal zal men ze echter minder diep plaatsen, met de bovenzijde van de mand tussen 0 en 20 cm diepte. Zo om de drie jaar delen en verjongen wij de kluit. De planten zijn zo in de hand te houden, zolang ze zich niet uitzaaien. Het is daarom belangrijk de uitgebloeide stengels tijdig te verwijderen, met andere woorden voor het zaad vrijgegeven wordt. De zaaddozen zijn trouwens mooi te gebruiken in (droog)boeketten.
Ook naast de vijver doen gele irissen het in onze streken prima. Het is er meestal vochtig genoeg en ook in drogere jaren slagen de planten erin “zonder hulp” te overleven. In de tuin is de groei minder uitbundig dan in moeras of vijver maar pas ook hier op voor de dikke zaden.
Vermenigvuldigen kan door zaaien of delen
Iris pseudoacorus vormt zware zaaddozen die in juli of augustus kunnen worden verzameld. Het 1000 zaden gewicht bedraagt 60 gram. De zaden blijven een lange periode drijven. De kiemrust wordt doorbroken door een koudebehandeling. Het zaad wordt vaak buiten in water bewaard gedurende de winter. In februari-maart wordt het gezonken zaad op een vochtige bodem gezaaid en in een (koude) serre gezet. Na enkele weken kiemen de zaden.
Het is ook mogelijk onmiddellijk op een natte bodem te zaaien en buiten te bewaren. Let er dan voor op dat er geen uitdroging optreedt. Breng ook dan de zaaibakjes binnen in februari-maart. Met deze methode gebeurt de kieming echter veel onregelmatiger.
Vegetatieve vermenigvuldiging gebeurt door delen van de wortelstokken. Men kan de wortelstok ook in water laten drijven. Hij zal dan verschillende stengels vormen. Snij de wortelstok in zoveel stukken als er stengels aanwezig zijn.
Er zijn andere interessante cultuurvormen naast de bekende “Variegata”
- Iris pseudoacorus “Alba” heeft bleke roomkleurige bloemen. Echt wit kan met het zeker niet noemen. Wat hoogte en groeikracht betreft is deze cultivar wat bescheidener dan de wildvorm.
- Iris pseudoacorus bastardii is even krachtig als de wilde vorm maar de bloemen zijn lichtzwavelgeel tot citroengeel.
- Iris pseudoacorus “Cream Form” geeft, zoals zijn naam het zegt roomkleurige bloemen en is wat kleiner en trager groeiend.
- Iris pseudoacorus “Donau” is een tetraploide mutant van de wilde gele lis.
- Iris pseudoacorus “Gulden Fleece” heeft diepgele bloemen.
- Iris pseudoacorus “Gulden Queen” geeft grotere, diephelgele bloemen en iets bredere bladeren. Het is een krachtige groeier en dus niet geschikt voor een kleine vijver.
- Iris pseudoacorus “Hulden”s Child” draagt roodpurperen bloemen. Het is een krachtige groeier met als voorvaderen gele lis en stinkende lis.
- Iris pseudoacorus “Sulphur Queen” is ook voor grote vijvers bedoeld en draagt lichtergekleurde, eerder sleutelbloemgele, bloemen,
- Iris pseudoacorus “Variegata” is de meest gewaardeerde en verkochte cultuurvorm en heeft geelgroen gestreepte bladeren in de lente. Dat maakt deze plant een echte blikvanger in het voorjaar. De bladeren zullen vaak vlak voor de bloei groener worden. De bloemen zijn goudgeel, dezelfde kleur als die van de wildvorm. In de zomer worden de bladeren vaak helemaal groen. Deze plant heeft iets minder groeikracht dan de wildvorm maar veel maakt dat niet uit.
De symboliek achter gele lis
De gele lis stond model voor de “fleur de lys” in het wapen van de Franse koningen. Het Merovingische leger, in oorlog met de Hunnen, ontdekte dank zij deze irissen een doorwaadbare plaats in de Rijn. Uit dankbaarheid kwam zij zo wellicht in het blazoen. Op de grafzerk van koning Dagobert (+639) figureert de gouden lis al en zal daarna al de gekroonde hoofden van Frankrijk sieren. De driedelige irisvorm werd het symboul van het christendom in de kruistocht van 1137 onder Louis VII en ze werd toen bekend onder de naam “fleur de Louis” (bloem van Louis), wat daarna veranderde in “fleur de luce” (bloem van licht). De naam verbasterde tot “fleur de lys” en tot het huidige “fleur de lis”. Kroningsgewaden, kerkelijke voorwerpen, kruisen en degelijke werden vaak van “lelies” op een blauw veld voorzien.
Dezelfde “lelie”, die dus eigenlijk een iris is, is ook het embleem van de padvinders. Dit embleem is tegelijkertijd de verfraaide vorm van het achtspakige zonnerad of jaardiagram (windroos) en de gestileerde zestallige bloem (lelie of iris). Het zestallige of dubbel-drietallige was voor de middeleeuwers het symbool van de heilige drievuldigheid. Daarom zijn drie- en zestallige bloemen heilige bloemen. In de fleur de lis ziet men de hemelse drieheid bovenaan, de drieheid der onderwereld onderaan en daartussen het aardvlak.
Symbool voor Brussel
Vandaag is de iris het symbool van het Hoofdstedelijk Gewest Brussel. Zij was aanwezig bij het ontstaan van Brussel, aan de oevers van de moerassen van weleer. Talrijk waren in die tijd de waters: Geleytsbeek, Kerkebeek, Leybeek, Maalbeek, Roodkloosterbeek, Vuylbeek¦ Reeds in 1924 vermeldde de “Krant van Brabantse Fulklore” dat deze plant werd uitgekozen “omdat ze in de moerassen groeit, net zoals de hoofdstad op de moerassige oevers van de Zenne geboren is” (R. Cornette). Nu leeft de gele lis er verder in de iristuin van het Kruidtuinpark. De oprukkende verstedelijking heeft slechts een paar van de vochtige gebieden intact gelaten, vooral in het Zoniënwoud, waar in het valleitje van de Vuylbeek de iris nog in het wild gedijt.
Eens de keuze voor het embleem van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vastlag werd een grote openbare wedstrijd gehouden wat betreft de grafische weergave ervan. Er werd echter geen enkel ontwerp van de deelnemers door de jury aanvaard. Men besloot professionele tekenaars aan te spreken in verband met het ontwerp van het logo. Het ontwerp van Jacques Ridiez werd uiteindelijk aanvaard door de overheid. Dit “nieuwe” symbool van Brussel is inmiddels goed gekend door de inwoners.